maandag 26 april 2010

Appeltaart

Langdurig bleef het stil op deze pagina. Over het proces van zweefvlieger tot hoogvlieger, dat als pakkende titel voor dit weblog geldt, viel sinds de laatste berichten over het behaalde diploma dan ook bijster weinig te vertellen. Momenteel ben ik dan ook weer meer zweef- dan hoogvlieger. Toch valt ook daarover soms wel iets vermeldenswaardigs te schrijven. Gistermiddag was bijvoorbeeld zo’n moment…

Gistermiddag zo rond een uur of drie betrad ik de door mij nog immer geliefde Terletse vliegheide om daar terstond aangesproken te worden met het verzoek een zweefvliegtuig over te vliegen. Overvliegen is de term voor landen vlak bij de hangar, zodat het betreffende vliegtuig niet met de hand enkele honderden meters voortgeduwd hoeft te worden. Voor dit overvliegen is er vlak voor de hangar een klein landingsveldje beschikbaar. Vaak wordt dit doorgaans laatste startje van de dag gepast misbruikt om ook even wat halsbrekende toeren uit te halen.

Vlug en geconcentreerd bereidde ik mij voor op dit vluchtje, maar toen ik mij net in het cockpitje wilde installeren stapte nieuwbakken Terletvliegster Mathilde op mij af met een punt overheerlijke appeltaart ter gelegenheid van haar eerste solovlucht enkele dagen eerder. Tsja, dat kon ik natuurlijk niet aan mij voorbij laten gaan. Maar ja, mijn vliegtuig stond ondertussen vooraan in de rij en ik hoorde vlieg-ayatollah Cor (vroeger ook wel bekend als Arrafat) mij al enigszins dwingend aansporen vaart te maken. “Weet je wat? Ik neem het wel mee!” zei ik in een opwelling. “Nou da’s goed", antwoordde Mathilde. "Neem dan ook het laatst overgebleven stuk mee voor degene die je beneden helpt de kist binnen te zetten.” Zo gezegd zo gedaan schoof ik netjes het doosje met de twee taartpuntjes achterin mijn kistje en installeerde mij op den zetel. Ondertussen werd ik mij wel langzaam gewaar van wat commotie onder enkele mensen op het veld die zo hun bedenkingen leken te hebben over deze losse etenswaar in mijn cockpit. “Nu kun je geen gekke dingen doen hoor” hoorde ik nog net iemand roepen voor de lierkabel strak kwam en ik met een rotgang naar vierhonderd meter werd gelanceerd. “Nou dat zullen we nog weleens zien…”

Uiteraard is bovenstaande niet tegen dovenmansoren gezegd en ondergetekende zou ondergetekende niet zijn als hij niet toch zou proberen het tegendeel te bewijzen. Van de lier afgekomen dook mijn kistje dan ook ineens stijl richting aarde, gevolgd door een looping, nog een looping en een wel heel hoge bocht. Na vervolgens ook nog een keer hard, laag en al zwaaiend langs de verbaasde menigte te zijn gevlogen zette ik mijn kistje netjes neer voor de neus van de al gereedstaande ophaler die van het hele gebeuren niet veel meer dan de loopings had meegekregen. Groot was dan ook zijn verbazing toen ik na zijn bewonderende woorden in ontvangst te hebben genomen spontaan twee nog keurig gevormde taartpunten tevoorschijn toverde.